Home » Nieuws » Zo spreekt een engel

Zo spreekt een engel

Geplaatst in: Nieuws 0

Home of the Light – Blog 4

Op 15, 16, 22 en 23 december geeft Kamerkoor JIP concerten over de viering van de geboorte van het licht in de duisternis, met muziek van louter vrouwelijke componisten, samen met celliste Emma Kroon en beeldend kunstenaar Barbara Ilse Petzold Horna. In twaalf blogs onderzoekt dirigent Imre Ploeg wat de abstracte wereld van de nacht, de kwaliteiten van midwinter en kerst en vrouwelijkheid voor hem betekenen, en reageert hij op de teksten die klinken in de muziek.

In deze vierde blog laat ik vooral en bovenal de woorden spreken van Peter Handke. Woorden die klinken in de film ‘Der Himmel über Berlin’ (in het Engels: Wings of Desire), van regisseur Wim Wenders.

Zo spreekt een volwassene over een kind (Peter Handke):

Toen een kind een kind was
was het de tijd van de volgende vragen
waarom ben ik mij en waarom niet jou
waarom ben ik hier en waarom niet daar
waarom begon de tijd en waar eindigt de ruimte
is wat ik zie en hoor en ruik niet
de verschijning van de wereld aan de voorkant van de wereld
is het leven onder de zon niet maar een droom
bestaat het duivelse eigenlijk in mensen
wie zijn echt duivels
waarom kan het niet zijn dat Ik die ben
al was voordat Ik was
en dat ik op een dag, het ik, ik ben
niet langer het ik, ik ben zal zijn.

Zo spreekt een engel tegen een engel (Peter Handke):

Het is prachtig om te leven als geestelijke
en te getuigen voor de eeuwigheid
tot enkel dat wat spiritueel is in het denken van de mensen.
Maar soms ben ik deze spirituele existentie zat.
Ik wil niet altijd er boven zweven.
Liever zou ik een gewicht van binnen voelen
die deze grenzeloze vrijheid van me af neemt
en me aan de aarde bind.
Bij iedere stap, bij iedere zucht van de wind,
zou ik willen kunnen zeggen:
nu, en nu, en nu.
Niet langer ‘voor altijd’ en ‘voor de eeuwigheid’.
De lege stoel te bezetten bij een kaartspel
en gegroet worden door de anderen,
al is het enkel met een knik.
Iedere keer dat we betrokken raken,
moet het schijn zijn.
Een heup uitwerpen in een stoeipartij met een van hen – schijn.
Een vis vangen – schijn.
Aan tafel zitten, drinken en eten – schijn.
Het lam geroosterd hebben en de wijn geserveerd
bij de tenten in de woestijn – allemaal schijn.
Ik hoef geen vader te zijn van een kind of een boom te planten,
maar het zou mooi zijn om thuis te komen na een lange dag
en de kat te eten te geven, zoals Philip Marlowe,
of om ziek te zijn, of de vingers zwart te maken van de krant.
Om enthousiast te raken, niet alleen van het verstand,
maar van een maaltijd, de ronding van een nek, een oor.
Om te liegen! Tussen de tanden!
Om de botten te voelen als je doorloopt.
Om voor eens te moeten raden in plaats van altijd maar te weten.
Om Ah! en Oh! en Auw! te kunnen zeggen
in plaats van Ja! en Amen!

Zo spreekt Imre kort tegen zijn engel:

Aan mijn engel,

God zij geprezen dat ik ooit dood zal gaan
en daarvoor dus mag leven.
Dat is jou nooit gegeven.

Wees gegroet.

Zo spreekt de vrouw aan de bar tot de neergevallen engel (Peter Handke):

Het moet eindelijk serieus worden.
Ik ben vaak alleen geweest
maar ik heb nooit alleen geleefd.
Als ik met iemand was, was ik vaak gelukkig,
maar op het zelfde moment kon alles toch ook anders zijn.
Die mensen waren mijn ouders,
maar het hadden anderen kunnen zijn.
Waarom was die bruin-ogige mijn broer
en niet die jongen met die groene ogen op het station?
De dochter van de taxi chauffeur was mijn vriendinnetje,
maar ik had mijn armen net zo goed over de nek van een paar kunnen leggen.
Ik was met een man, en ik was verliefd
en ik had hem net zo goed kunnen verlaten
om met de vreemde mee te gaan
wiens pad ik had gekruist op straat.

Kijk me aan of kijk me niet aan.
Geef me je hand of doe het niet.
Nee, geef me niet je hand
en kijk me niet aan.

Ik denk dat het nieuwe maan is vannacht.
Geen nacht is méér vol vrede.
Geen bloed wordt vergoten in de stad.

Ik heb nooit iemand bespeeld
en toch kon ik nooit mijn ogen openen en denken
‘nu is het serieus.’
Eindelijk wordt het nu serieus.
Dus ik ben ouder geworden.
Was ik de enige die niet serieus was?
Is het onze tijd die niet serieus kan zijn?

Ik heb me nooit alleen gevoeld
of ik nu alleen was of met iemand samen.
Maar ik had graag eenzaam willen zijn.
Eenzaamheid betekent tenminste dat ik een geheel ben
Nu kan ik dat zeggen
omdat ik vannacht eenzaam ben geworden.
Ik moet een einde brengen aan toevalligheid.
De nieuwe maan van beslissen.
Ik weet niet of er zoiets is als de bestemming.
Maar ik weet dat er zoiets is als besluiten.
Besluit!

Jij en ik zijn nu de tijd zelf.
Niet alleen de hele stad,
De hele wereld neemt deel aan ons besluit.
We zijn meer dan alleen ons tweeën.
We vertegenwoordigen iets.
We zitten op het plein van het volk
en het plein is vol met mensen
die hetzelfde dromen als wij.
We definiëren het spel voor iedereen.
Ik ben klaar.
Nu is de beurt aan jou.
Je houdt het spel in handen.
Het is nu of nooit.
Je hebt me nodig.
Er is geen mooier verhaal dan dat van ons,
Die van man en vrouw.
Het zal een verhaal zijn van giganten
onzichtbaar
overdraagbaar
een verhaal van nieuwe voorouders
Kijk – mijn ogen
Ze zijn de verbeelding van de noodzaak
in de toekomst van een ieder op het plein
Vannacht droomde ik van een vreemdeling
van mijn man
alleen met hem kan ik eenzaam zijn
naar hem openen
helemaal openen, helemaal voor hem
verwelkom hem helemaal in mij
Omring hem met het labyrint van gedeelde gelukzaligheid
Ik weet dat jij het bent.

Zo spreekt de volwassene tot zichzelf (Peter Handke):

Toen een kind een kind was
Was het genoeg om te leven van appels en brood. En dat is nog steeds zo.
Toen een kind een kind was vielen bessen
Alleen als bessen tot in zijn handen. En dat doen ze nog steeds.
De verse walnoten maakten zijn tong rauw. En dat doen ze nog.
Op de top van de berg verlangde hij naar een nieuwe berg.
En in iedere stad verlangde hij naar een grotere stad. En dat is nog steeds zo.
Zo verheugd als hij vandaag nog is.
Hij was verlegen voor vreemden. En dat is nog steeds zo.
Hij wachtte op de eerste sneeuw. En wacht nog steeds op die manier.
Toen het kind een kind was
Het wachtte iedere dag rusteloos voor de terugkeer van de geliefde
En wacht nog steeds op die manier.
Toen het kind een kind was
Gooide hij een stok als een speer de boom in.
En hij is vandaag nog steeds bezig.

Imre: Zo spreekt de beschermengel uit Judith Weir’s My Guardian Angel jaloers tot JIP

Klein schepsel, ontstaan uit vreugde en blijmoedigheid,
heb lief zonder de hulp van iets en van de aarde

Zo dansen de engelen en sterren in een klein kind.
En delen ze mee in vreugde en verrukking.
Maar worden de zelf engelen nooit
Vanuit hun eeuwige ruimte in zwart en wit
De kleur van van de muren van de geuren
van de koffie, van de ogen van de mens
van de liefde tussen de een en de ander
tussen Jezus en Maria Magdalena
dus laat mij niet nederig zijn van ieder sterrenbeeld
maar laat mij zingen in het holst van de nacht
zonder angst zonder terughouding zonder eeuwigheid zonder ruimte
maar in de wetenschap dat ik dood zal gaan – dus leef
nee wees niet bang voor duisternis
het is het huis van de engelen
die niet thuis zijn want in eeuwigheid
terwijl wij leven hier op aarde – tijdelijk en vol
De aarde heeft een lied – laat het ons zingen
De engelen luisteren zachtjes mee
of niet